SV | En Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg van ulieder aangezicht, [gelijk] de beide koningen der Amorieten, niet door uw zwaard, noch door uw boog. |
WLC | וָאֶשְׁלַ֤ח לִפְנֵיכֶם֙ אֶת־הַצִּרְעָ֔ה וַתְּגָ֤רֶשׁ אֹותָם֙ מִפְּנֵיכֶ֔ם שְׁנֵ֖י מַלְכֵ֣י הָאֱמֹרִ֑י לֹ֥א בְחַרְבְּךָ֖ וְלֹ֥א בְקַשְׁתֶּֽךָ׃ |
Trans. | wā’ešəlaḥ lifənêḵem ’eṯ-haṣṣirə‘â watəḡāreš ’wōṯām mipənêḵem šənê maləḵê hā’ĕmōrî lō’ ḇəḥarəbəḵā wəlō’ ḇəqašəteḵā: |
En Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg van ulieder aangezicht, [gelijk] de beide koningen der Amorieten, niet door uw zwaard, noch door uw boog.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg van ulieder aangezicht, [gelijk] de beide koningen der Amorieten, niet door uw zwaard, noch door uw boog.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!